vrijdag 30 maart 2012
vandaag begonnen we met waar we de vorige les niet aan toe kwamen. We bekeken het gedrag van kinderen als ze de orde verstoren en voegde daar een zogenoemde positie aan.
We hebben de volgende posities geleerd:
- aandacht vragen
- falen vermijden
- boos zijn
- controle willen
- energiek zijn
- verveeld zijn
- onwetend zijn
In mijn klas zit een jongetje die bijna alles herhaald wat ik zeg, probeert grappig te zijn, draait zich constant om naar de rest van de klas of ze wel om hem lachen. Dit stoort mij in mijn les geven. Ik denk dat hij in de positie 'energiek zijn' zit. Maar dit jongetje wordt en/of is al onderzocht voor verschillende gedragsproblemen en als ik het mij goed herinner (in mijn klas zijn er meerdere gedragsproblemen) is hij al gediagnosticeerd met ADHD. Dus de positie 'energiek zijn' zal bij hem wel van toepassing zijn. Ik ga in het vervolg dit jongetje wat meer beweging bieden. Een energizer tussen de lessen door en taken geven als dingen voor mij pakken en aangeven enzovoort.
vervolgens gingen we kijken naar taakgericht gedrag:
observeren
interpreteren
attribueren
- aandacht vragen
- falen vermijden
- boos zijn
- controle willen
- energiek zijn
- verveeld zijn
- onwetend zijn
Hoe ga je daar mee om? Hoe geef je les? Directief of responsief? En is het een variabel of stabiel? Geeft de kind de reden intern of extern? Legt het dus de reden van zijn gedrag bij zichzelf of bij een anders persoon of ding?
we kregen een casus die we moesten observeren, interpreteren en attribueren. We moesten gaan kijken naar de zorgvraag van de lln en wat de leerkracht kan doen om de lln te helpen. Dit kan ik toepassen in mijn stage doordat er een toepassingskaart(en) is (zijn) waarbij hierom gevraagd wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten